Externe veiligheid in Omgevingswet

MOV, REV, OD, BBL, BAG, PR, GR..., het giert van de afkortingen in de terminologie over Externe Veiligheid in de nieuwe Omgevingswet. En die termen veranderen ook nog eens geregeld. Zien we door de bomen het bos nog? En waar staan we nu? We gaan te rade bij Louis Jansen, specialist/adviseur Externe Veiligheid bij Omgevingsdienst Noord-Holland Noord.

“Nee”, lacht Louis, “die afkortingen en het steeds gewijzigde jargon helpen niet echt bij het vlot in de steigers zetten van het veiligheidsaspect in de nieuwe Omgevingswet. Dat is echt een manco bij de rijksoverheid en maakt de optuiging onnodig gecompliceerd. Toch vorderen we gestaag. We zijn goed op dreef met het verzamelen van data voor het systeem dat  burgers, bedrijven en professionals uiteindelijk een glashelder beeld moet verschaffen over de mogelijke gevaren in hun werkgebied. Dat systeem maakt tegen die tijd tevens het handelingsperspectief duidelijk. Op die manier heeft straks  iedereen, dus ook burgers, bij wijze van spreken met één druk op de knop informatie beschikbaar om zich tijdig in veiligheid te brengen. Nou ja, ‘straks’, relativeert Louis, ‘we moeten eerst nog behoorlijk wat werk verzetten.”Foto van Louis Jansen specialist externe veiligheid

Externe Veiligheid, ofwel Modernisering Omgevingsveiligheid (MOV), vormt een belangrijk onderdeel van de nieuwe Omgevingswet. De manier waarop we omgaan met de risico’s van gevaarlijke stoffen verandert. Het Plaatsgebonden Risico (PR) blijft weliswaar ongewijzigd, maar het begrip Groepsrisico (GR) verdwijnt. Of liever: gaat voor een deel op in nieuwe zogenaamde aandachtsgebieden. Hieronder verstaan we die locaties waar mensen mogelijk bloot staan aan de gevolgen van een brand, explosie en/of gifwolk veroorzaakt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Op die locaties binnenshuis, bijvoorbeeld in woningen of op werkplekken, dienen beschermende maatregelen te worden getroffen.

Veranderingen

Als gemeenten ervoor kiezen om in zo’n aandachtsgebied nieuwbouw te ontwikkelen of kwetsbare locaties wil toestaan, moeten zij bouwkundige maatregelen treffen. In dat geval is het bouwvlak een ‘voorschriftengebied’ en dient men te voldoen aan de regels uit het Besluit Bouwkundige Leefomgeving (BBL). In dat besluit wordt onderscheid gemaakt tussen Beperkt kwetsbare, Kwestbare- en Zeer Kwetsbare Gebouwen (ZKG), Kwetsbare Locaties (KL) en Beperkt Kwetsbare Locaties (BKL). Inderdaad, laatstgenoemde afkorting is dezelfde als het Besluit Kwaliteit Leefomgeving, dus let op. In dat geval moet de initiatiefnemer extra veiligheidsmaatregelen treffen, zoals het gebruik van scherfvrij glas, het aanbrengen van brandwerende scheidingsconstructies of het oprichten van schuilmogelijkheden. Alle verplichte maatregelen zijn te vinden in het BBL.

Wie bouwkundige maatregelen wil omzeilen, bouwt op berekende veilige afstand van het bedrijf, snelweg of ondergrondse buisleiding waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn of worden getransporteerd. Een combinatie van afstand en andere omgevingsmaatregelen is ook mogelijk.

Instellingen en bedrijven die gevaarlijke stoffen opslaan, overslaan of door ondergrondse buisleidingen vervoeren, moeten zich eveneens aan regels houden. Zij vinden de voorwaarden in het Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL). Als in het BAL is aangegeven dat een activiteit vergunningsplichtig is, dan past het bevoegde gezag (gemeente of omgevingsdienst) het Besluit Kwaliteit Leefomgeving toe. Dit besluit geeft instructieregels voor het verlenen van een vergunning én voor de ruimtelijke ordening in het omgevingsplan (voorheen: bestemmingsplan).

“Feitelijk verandert er niet zoveel ten opzichte van de huidige praktijk”, legt Louis uit, “behalve dat we nu met aandachtsgebieden en voorschriftengebieden te maken krijgen. Beleid voor het aanwijzen van dit soort gebieden in het Omgevingsplan is in ontwikkeling. De omgevingsdienst, die immers  beschikt over veel specialistische kennis ten aanzien van grond, bodem, lucht, water, natuur en veiligheid, kan gemeenten ondersteunen bij deze hoofdbrekens.”

Zorgvuldige afweging

Jansen benadrukt dat een integrale afweging bij gemeentelijke beleidsontwikkeling essentieel is voor Externe Veiligheid. “Alleen wanneer je alle veiligheidsaspecten van een initiatief onder de loep legt, kun je weloverwogen besluiten nemen en vergunningen verlenen. De omgevingsdienst kan hierbij helpen. En ja, soms is de conclusie dan dat het niet gewenst is om een ‘Voorschriftengebied’ aan te wijzen. Bijvoorbeeld vanwege financiële of bouwtechnische redenen. De effectiviteit van maatregelen en de kosten daarvan moeten vanzelfsprekend  in evenwicht zijn. Is dat evenwicht zoek, dan bieden omgevingsmaatregelen wellicht soelaas. Hoe dan ook, bij een doordacht beleid, waarbij de beoogde systematiek van de Omgevingswet wordt toegepast, is voldoende rekening gehouden met het begrip groepsrisico, vaak zonder dat dit risico nog moet worden berekend.”  

Register

Het nieuwe ‘register externe veiligheid’ (REV) vereist een grote hoeveelheid gedetailleerde informatie. “Op dit moment zijn de omgevingsdiensten dan ook druk doende met het verzamelen en inventariseren van alle risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten en locaties in het land. Vervolgens wordt alle informatie in het Register Externe Veiligheid, kortweg REV, gezet. Weliswaar vormen de gemeenten het bevoegd gezag en zijn zij dus ‘bronhouder’, de omgevingsdiensten beschikken in hun bedrijvenbestand over veel van de benodigde informatie. Samenwerking tussen betrokken partijen is dus zinvol.”

Werk in uitvoering

Uiteindelijk is het doel om een zo volledig mogelijke REV te ontwikkelen. Dus ook het huidige Register Risicosituatie Gevaarlijke Stoffen (RRGS) en alle informatie van de Risicokaart worden naar het REV getransporteerd. Nieuw daarin zijn de risico’s die kleven aan windturbines die aan het register worden toegevoegd. Het zal namelijk niet de eerste keer zijn dat een molen een rotorblad verliest. Ongelukken kunnen veelal worden voorkomen door voldoende afstand te houden tot kwetsbare- objecten en locaties.

“Het project is nooit af”, stelt Jansen, “want er zullen steeds nieuwe ontwikkelingen, activiteiten, gebouwen en aandachtsgebieden bijkomen die geregistreerd moeten worden en waarvoor de regelgeving moet aangevuld. Denk alleen al aan de waterstofeconomie die in opkomst is. Het wordt nog een hele uitdaging om al deze fijnmazige informatie in één heldere database te krijgen, dat updates automatisch genereert. Vooral omdat de verschillende kennisgebieden hun eigen vakjargon en afkortingen gebruiken. Het gaat bovendien om geo-gerefereerde informatie die zichtbaar moet worden gemaakt op de kaart van Nederland. De noodzakelijke conversie van bestanden maakt deze operatie extra gecompliceerd.”

Jansen wijst er tot slot op dat het nieuwe register weliswaar anders is, maar ook weer vergelijkbaar met het huidige database voor Risicokaart (RRGS). “Aan ons om de verschillen te zoeken, een tijdrovende klus! Nieuwe of extra informatie uploaden naar het REV zal ook veel tijd vergen. Hopelijk gaan we het allemaal op tijd redden. Maar ik heb er alle vertrouwen in dat de gebruikers met dit systeem ‘straks’ beter en sneller een  helder zicht hebben op wat de meest veilige inrichting is van een gebied.”

 

Terug naar de nieuwsbrief